Afgelopen weekend speelde ik een toernooitje in Brugge, waarvan ik genoot. Normaal gesproken, dat wil zeggen: vóór mijn blessure, had ik nooit meegedaan aan een onbeduidend toernooitje net over de grens. Voor een professional valt er namelijk niets te halen. Geen punten voor de wereldranglijst, weinig geld, en tussen het globetrotten door wil je je schaarse vrije dagen het liefst thuis door brengen. Maar nu was de situatie anders.
Gedurende de laatste vier maanden deed ik duizenden revalidatie oefeningen voor mijn voet. Op het laatst kon ik éénbenig touwtje springen, volle bak accelereren en decelereren en hoge sprongen maken op m’n geopereerde voet. Veel sterker dan dit kan ik die poot niet maken, zei m’n fysio. De hemel brak open, de zon kwam op en de vogels floten hun allercoolste lied. Ik mocht weer gaan squashen.
Wat een drama! Mijn lichaam, die in betere tijden, bij nader inzien, een goed geoliede machine was, was een roestig wrak geworden. Ik rende heen en weer, sloeg de bal, maar ik squashte niet. Niets liep soepel. M’n anticipatievermogen leek op dat van een beginner en een boastje was al snel te lastig. Na een rustige trainingssessie had ik dagen lang spierpijn en voelde ik het in m’n rug.
En dat terwijl ik mezelf op alle mogelijke manieren in goeie vorm had proberen te houden! Ik had krachtoefeningen, zwem- en fietstrainingen gedaan. Ook had ik op de baan op een stoel gezeten, met een ballenmachine die me honderden ballen in m’n racket sloeg. Volley dropjes oefenen. M’n techniek bijhouden. Als je al die ingrediënten (kracht, conditie, techniek) in een pan zou gooien, dan zou daar toch een mooie soep uit moeten komen? Helaas niet. De soep was niet te drinken. Squash is bij uitstek een sport waarbij alle losse componenten in harmonie met elkaar uitgevoerd moeten worden.
Na een blessure kan je trainen wat je wil, maar er komt een tijd dat je gewoon wedstrijden moet spelen. En je zal hoogstwaarschijnlijk op je bek krijgen. Je ego moet opzij. Het is de enige en snelste weg terug naar de top. Elke keer dat ik squash asfalteren de signalen vanuit m’n hersenen de paden naar m’n ledematen, die een taak moeten uitvoeren. Met elk signaal worden die recentelijk onbelopen paden weer steeds iets breder, steeds iets harder, steeds iets meer gepolijst. Elke keer dat ik squash reageer ik sneller en zie ik het beter. Het proces is fascinerend.
Dus ik naar Brugge. Nog nooit zo’n zin gehad in een toernooi! Nadat ik ‘s ochtends in de eerste ronde met moeite van de nummer vijf had gewonnen, speelde ik ‘s middags tegen Tom de Mulder, de nummer 1 van België. Misschien was dat geen benoemenswaardige gebeurtenis, behalve dat deze pot de ommekeer was, het eerste moment dat ik niet meer aan m’n voet dacht. De paden waren gepolijst, de informatie werd snel geobserveerd en m’n handelingssnelheid lag hoog. De machine stond in de olie en draaide op volle toeren! Ik was weer aan het squashen.
Ik hijgde als een idoot, de endorfines vlogen door m’n bloedbaan en m’n shirt was zeiknat. Een vis in het water voelde zich half niet zo lekker als ik op dat ene moment. Ik won, maar dat maakte weinig uit. ‘s Nachts lag ik in een kinderbedje op zolder bij een gastgezin na te genieten van mijn onbelangrijke wedstrijd tegen de Mulder.
Maanden lang kon ik m’n sport niet uitoefenen. Maanden lang kon ik geen geld verdienen. Maanden lang zat ik in een diep, donker dal. Is dit dan nu eín-de-lijk het licht? Vanaf nu zal het snel gaan, dacht ik, en ik droomde over krappe vliegtuigen, extreme jetlags en glazen squashbanen op spectaculaire locaties.