Ik schaafde alsof mijn leven er van af hing. De zweetdruppels stonden op mijn voorhoofd. De Arc de Triomph doemde in de verte op door het hotelkamerraam. Bij de pharmacie had ik een nagelschaar en vijl gekocht. Nadat ik mijn teennagels zo kort mogelijk had geknipt, schuurde ik het eelt op mijn hiel weg. Een stofwolk vulde het kleine kamertje. Mijn voet moest zo klein mogelijk worden. Die schoen moést passen.
‘s Ochtends had ik de halve stad afgereisd op zoek naar de Asics Gel Blade IV. Een soort speurtocht in mijn beste schoolfrans. De ene Decathlon verwees me door naar de andere, om me vervolgens weer door te sturen naar de volgende sportwinkel. Na heel wat metrootjes en RER’s te hebben genomen, had ik uiteindelijk mijn felbegeerde schoen in handen. Hij schitterde in al zijn pracht en ik dacht zelfs een gouden randje er om heen te zien. Dat hij een halve maat te klein was, was bijzaak. Ik moest het ermee doen. Ik had geen tijd meer.
Uit principe en op geen enkel vlak ben ik een verzamelaar, alles is bovendien vergankelijk, behalve als het om flying blue punten gaat. Ik weet niet hoe de KLM het doet, maar ik spaar die miles tot in den treure, totdat mijn pasje ein-de-lijk van kleur verandert. Maar meestal nét niet. Ik geef echter niet snel op dus besloot ik een vluchtje te pakken naar het chaotische Charles de Gaulle in plaats van de trein naar het romantische Gare du Nord.
Eenmaal in Parijs, waar mooie vrouwen de kunst van het verleidelijk roken nog niet verleerd zijn, kwamen alle koffers braaf de band op gerold. Behalve de mijne. Die was nog niet gelokaliseerd, zei de mevrouw achter de balie. Hoe moeilijk kon zo’n kort vluchtje zijn? Ik verzekerde de mevrouw dat er enige tijdsdruk was. Niet dat de KLM harder zijn best zou doen om mijn tas te bezorgen, maar toch. Het moest gezegd worden. De eerste ronde in de Parijs Open was de volgende dag en m’n rackets en schoenen zaten in mijn vermiste tas.
Later die avond arriveerde er niets in het hotel. De volgende ochtend ook niet. Ik kon nu niet meer afwachten. Ik moest iets doen.
Terwijl horden Japanners foto’s maakten van een of andere ijzeren toren drong ik me door hun heen, op zoek naar die ene sportwinkel, met die ene schoen. Ik belde de organisator met het verzoek of mijn wedstrijd later gespeeld mocht worden. Mijn oorspronkelijke speeltijd was 3 uur ‘s middags. Na wat heen-en-weer gebel bevestigde hij mijn nieuwe speeltijd: 20:00 uur. Ik had wat tijd gewonnen.
Toen ik terug kwam in het hotel vertelde de receptionist vrolijk dat KLM/Air France gebeld had. Dat ze m’n tas zo snel mogelijk zouden komen brengen! Ongeveer tussen nu en middernacht.
De moed zonk me in m’n spierwitte schoenen, die ik de afgelopen uren onder m’n spijkerbroek had gedragen om ze enigszins in te lopen. Ik besloot de hoop op te geven en het uit mijn hoofd te zetten. Het was out of my hands. Ik moest de situatie accepteren en met andermans spullen die wedstrijd vol in gaan. Dan maar met geleende spullen die ander de baan af timmeren. Alhoewel dat verre van ideaal was, was dat geen oninteressante uitdaging.
Rond middernacht stormde ik woest door de straten van Parijs. Mijn shirt was doordrenkt met zweet. Toen ik bij het hotel arriveerde, stopte er tegelijkertijd een busje voor de ingang. Een man sprong uit de auto, opende de achterklep en reed mijn tas voor m’n voeten langs de lobby in. Hij moet gek gekeken hebben toen ik dat ding uit z’n handen griste en vloekend de lift in verdween.