De ideale exit

Soms moet je je verjaardag vieren. Begin december was het de vijfendertigste keer dat ik een feestje mocht organiseren. Toen ik het kartcentrum aan de lijn had, vroeg de vrouw hoeveel kinderen er zouden komen. Ik wilde uitleggen dat het om elf volwassenen ging, maar bedacht me toen ik mijn vrienden voor me zag. Hun leeftijden liepen uiteen van 33 t/m 49, maar kinderlijk waren ze nog altijd. Tien kinderen, zei ik, en één meisje.

 

We verzamelden aan de bar boven de racebaan. Zenuwachtig keken we door het glas naar onze voorgangers. Schreeuwende motoren, verbrand rubber, zwart-witgeblokte vlaggen. Jezus, wat ging dat hard. Onze heat begon zo. Of we bier mochten drinken voor de race? Natuurlijk, zei de barman, en hij schonk elf fluitjes in. Tja, op deze baan wachtte ons geen fuik met alcoholcontrole, maar hoe verstandig het was, zagen we direct in bocht één: een genadeloze haarspeldbocht die je door het oprijden van een helling nooit zag aankomen.    

Ten behoeve van het lezersgemak refereer ik aan iedere vriend door benoeming van zijn (on)belangrijkste kenmerk.

 

De Zuid-Afrikaan stond als eerste in de rij bij de start. Hoe opgefokt hij, door tien ronkende motoren achter hem, daadwerkelijk bleek te zijn, werd nog geen vijf seconden later duidelijk. Het leek hem een weloverwogen strategie de onoverzichtelijke haarspeld plankgas te nemen. De kart draaide vier keer om zijn as, crashte tegen de banden, en liep een zielige linker voorvleugel op. Broer, Aannemer, en Reddingswerker knalden in zijn rug. Evenals Vriendin, Master of Sales, en Miljonair. We waren nog niet begonnen of we stonden vijf (van de kostbare tien) minuten stil, in een kluitje, vast in de hoek. Het kostte de steward het uiterste van zijn kracht en denkwerk om de knoop te ontrafelen.

 

Vloekend reden we verder en nog geen scheet later wapperde de zwart-witgeblokte vlag. Einde van de heat. Behalve de klap in m’n nek vond ik het fysiek niet heel zwaar. We liepen naar boven, dronken nog een biertje, en vroegen Miljonair hoe je een bocht nam. Thuis bezat Miljonair een formule-1 simulator, uitgerust met de laatste technologische snufjes: VR-bril, Dolby Surround, holografische pitspoezen, noem maar op. De bocht moest van buiten naar binnen, of van binnen naar buiten, al sla je me dood, ik weet het niet meer. Je moest niet slippen, zeker niet het gas- en rempedaal tegelijkertijd intrappen, steeds een ideale exit creëren. We hieven het glas en proostten op een snellere tweede heat.

 

Surinamer en Computer-geek kwamen net op tijd binnengelopen voor het begin van de tweede race. Ze hadden vastgestaan op de A13. Dat dat niet aan de A13 lag, maar aan de rijstijl van Surinamer, bleek niet veel later. Het concept van haasten, laat staan zo hard mogelijk in een auto rijden, was niet aan hem besteed. Surinamer reed op zijn dooie gemak midden op de baan, lachte en zwaaide naar Computer-geek, Aannemer en Vriendin op het moment dat ze hem in een grote stofwolk achterlieten. Zo hard hoefde het allemaal niet.

 

Met gebroken ego’s dropen we af naar een feest in een kasteel. Onze tijden waren tegengevallen. Behalve die van Reddingswerker. De rest van de avond hoorden we dan ook over zijn trainingsregime, dieet, en voorbereiding (in de week ervoor had hij de baan drie keer verkend). Dat hij zo blij was dat we geen balsport hadden gekozen ter viering van mijn verjaardag. Daarin had hij zeker verloren. Op de dansvloer keek ik vluchtig om me heen. Ik zocht naar mijn drankje, mijn telefoon, de deur.

 

De ideale exit. Ik moest hem nu nemen.