Dit is nou Elvis Presley

Afgelopen week gingen mijn pa en ik naar Elvis Presley. De king was woensdag vijfentachtig geworden als hij niet te veel pillen had geslikt. De film, die slechts één dag in de Nederlandse bioscoopzalen te zien was, toonde opnames van zes verschillende concerten in Las Vegas in 1970 en repetities voorafgaand aan die concerten.

 

Mijn pa en ik zaten achter in de zaal, en vanaf het eerste moment van de film hadden we een grijns op ons gezicht. Ik keek rechts van me, in de donkerte, en ik realiseerde me dat ik dezelfde blik op mijn gezicht moest hebben als mijn pa, toen Elvis van zijn stoel viel tijdens een repetitie.

 

We hebben altijd van Elvis gehouden. Mijn vader hield van zijn muziek. Ik ben ermee opgegroeid. Zal het moment nooit vergeten. Die autovakantie naar Frankrijk. We reden door de zonnebloemvelden van de Dordogne, en mijn vader zat achter het stuur, en mijn moeder zat naast hem, en mijn broertje en ik zaten op de achterbank gekluisterd aan onze gameboys.

 

Terwijl mijn pa de Alfa door eindeloze zeeën geel leidde, pakte hij een casettebandje uit de deur. Het bandje werd bijeengehouden door dikke lagen plakband. Plotseling klonk door de blikkerige luidspreker een honingzoete stem. Mijn tetris liep vol, ontplofte. Het lied was nog maar net op gang of er klonk een oorverdovend applaus. De stem zong door. Het applaus ebde weg. De stem zong verder door. De zonnebloemvelden gleden voorbij, het glooiende landschap vol geel en geel en nog meer geel trok langs het raam op de zwierende melodie van die basstem.

 

Ik had geen idee wie de zanger was, maar ik vroeg me af hoe het was hem te zijn, hoe het was die zanger te zijn. ‘Wie is dit, pap? Wie is dit?’ vroeg ik vanaf de achterbank. 

 

Mijn pa zette zijn zonnebril recht. ‘Zoon, dit is Elvis Presley,’ zei hij. ‘Dit is nou Elvis Presley.’